Een boek wat elke zendeling of sociaal/pastoraal werker zou moeten lezen is “When helping hurts”, geschreven door Steve Corbett en Brian Fikkert (helaas nog niet in het Nederlands verkrijgbaar voor zover ik weet).
Het boek gaat over het feit dat als we geen goede definitie van armoede hebben, dat we dan soms meer kwaad dan goed doen in de armoedebestrijding.
Eén van de sleutels ligt in het volgende onderzoek. Men vroeg aan middenklasse en bovenklasse blanke mensen in Amerika (en ik ga ervan uit dat West-Europeanen daar veel op lijken) wat armoede is, en hun antwoorden gingen over het gemis van materiële dingen, zoals weinig infrastructuur, honger, geen sociale voorzieningen, slechte economie, geen water, medische voorzieningen en scholing enzovoort.
Vraag je daarentegen aan mensen uit “arme” landen dezelfde vraag,...
...dan gaan de antwoorden over schaamte, minderwaardigheid, vernedering, angst, hopeloosheid, depressie, sociale isolatie en het niet hebben van een stem.Zonder het hele boek te herhalen, welke conclusie kun je uit bovenstaande antwoorden trekken, met name als het gaat om onszelf en onze manieren van armoedebestrijding?
Als ik bij een arm gezin op bezoek ga, dat nauwelijks eten op tafel kan zetten, kan ik 50 euro geven, en daar kunnen ze bijna een maand van eten. Maar wat gebeurt er met hun zelfbeeld, hun depressie, hun sociale isolatie en hun hopeloosheid? Die gaan er niet op vooruit. Het zelfbeeld gaat er misschien van achteruit, als de vader denkt: “Die 50 euro had ik moeten verdienen door te werken, ik ben een mislukkeling”.
Om naar een oplossing te werken, moeten we om te beginnen inzien dat armoede niet alleen materieel is. Een amerikaan of europeaan met een goed-betaalde baan en genoeg geld, maar die midden in een echtscheiding ligt, tegen een burn-out aanloopt en anti-depressiva slikt, zou je emotioneel of relationeel arm kunnen noemen.
Of een zendeling, die ervoor leeft om anderen te helpen, zou dit kunnen doen uit een gevoel van hoogmoedigheid, een zogenaamd “God-complex” (de anderen hebben mij nodig, zonder mij redden ze het niet). Deze persoon is ook relationeel arm, want hij heeft niet de relatie met God en anderen in de manier waarvoor hij geschapen is.
In plaats van een houding van “jij bent arm en ik kom je helpen”, zou onze houding misschien wel moeten zijn, zoals Corbett en Fikkert het zo mooi zeggen: “You stink and I stink, but Jesus can fix us both”!
Het boek is uitdagend en zet je zeker aan het denken. Tot zelfs bladzijden toe die mij deden denken: “We doen alles verkeerd, we kunnen beter teruggaan naar huis”. Maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Het belangrijkste is dat we ons goed oriënteren op de beste manier van werken, niet neerkijken op de ander, en blijven beseffen dat we allemaal op een bepaalde manier arm zijn, en dat we daarin ELKAAR kunnen helpen om meer te gaan lijken op dat wat God in gedachten had toen Hij ons schiep.
1 opmerking:
Mariëtte
heel mooi
hartelijke groeten
Durk de Jong
Een reactie posten